rechtervonnisOver de plaats van het beschikkend gedeelte in vonnissen en arresten leest u in het handboek Juridisch schrijven in de praktijk*: Hoewel de uitspraak van het vonnis de kernboodschap van de tekst bevat, staat ze helemaal op het einde van de tekst, omdat ze het sluitstuk van de redenering vormt en voortvloeit uit de motivering. (…) Toch zijn ook al stemmen opgegaan om de uitspraak helemaal vooraan in het vonnis te zetten, na identificatie van de partijen. Hoewel een dergelijke opbouw wettelijk perfect mogelijk is, vindt hij tot nu toe weinig ingang.

Hugo Rogghe, vrederechter in Sint‑Pietersleeuw is één van die witte raven die besliste om de klassieke tekstopbouw van vonnissen en arresten in te ruilen voor een meer toegankelijke structuur. Ruim twee jaar intussen begint de vrederechter zijn beslissingen steevast met de uitspraak. Binnen de besloten wereld van het gerecht, een behoorlijk revolutionaire keuze.

Toch zijn de beweegredenen van de magistraat even aannemelijk als eenvoudig: “Het werk van een vrederechter is in de eerste plaats bestemd voor de rechtszoekende, niet voor de rechtswetenschappen en omdat de rechtzoekende doorgaans een juridische leek is, raakt hij bij het lezen van zijn vonnis al na twee pagina’s ontmoedigd. Hij verdwaalt in de moeilijke opbouw en het ingewikkelde vakjargon. Om dat te vermijden begin ik met de kern van de zaak, zodat de rechtszoekende meteen antwoord krijgt op zijn meest prangende vraag: ‘Wat heeft de rechter beslist?'”

Ook technisch blijkt de keuze voor een onconventionele tekstopbouw van rechterlijke uitspraken een moedige beslissing want met de bestaande geïnformatiseerde programma’s is het niet makkelijk om af te wijken van de klassieke structuur van een vonnis of arrest. Zelf hanteert de rechter daarom een eigen standaardstructuur.

Binnen de zittende magistratuur staan vrederechters allicht het dichtst bij de burger. Logisch dat zij eerder kiezen voor pragmatische oplossingen dan vast te houden aan traditie. Toch benadrukt Rogghe dat ook hogere rechters geruime tijd pleiten voor een meer toegankelijke schrijfstijl. Zo schafte het Hof van Cassatie eind jaren negentig zijn ‘overwegende stijl’ af. Ook het Grondwettelijk Hof koos – vanaf zijn naamswijziging in 2007 – resoluut voor arresten in ‘verhalende stijl’.

Voor zijn beslissing vond Hugo Rogghe steun in het rapport ‘Dire le droit et être compris’. Een lijvig vademecum van l’ Association syndical des magistrats’ dat intussen een opvolger kent voor de redactie van strafrechtelijke beslissingen. Beide vademacums zijn uitgegeven bij Bruylant.

*P. Schoukens, K. Hendrickx, E. Terryn, Juridisch schrijven in de praktijk, p.21,  Leuven, Acco, 2011

Share This